herrijs

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·rijs

Werkwoord

vervoeging van
herrijzen

herrijs

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herrijzen
    • Ik herrijs. 
  2. gebiedende wijs van herrijzen
    • Herrijs! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herrijzen
    • Herrijs je?