heenvliedt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heen·vliedt

Werkwoord

vervoeging van
heenvlieden

heenvliedt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heenvlieden
    • ... dat jij heenvliedt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heenvlieden
    • ... dat hij heenvliedt.