hassebas

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • has·se·bas

Werkwoord

vervoeging van
hassebassen

hassebas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hassebassen
    • Ik hassebas. 
  2. gebiedende wijs van hassebassen
    • Hassebas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hassebassen
    • Hassebas je? 

Gangbaarheid