harpoeneerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- har·poe·neer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
harpoeneren |
harpoeneerden
- meervoud verleden tijd van harpoeneren
- Wij harpoeneerden.
- Jullie harpoeneerden.
- Zij harpoeneerden.
- Wij harpoeneerden.
vervoeging van |
---|
harpoeneren |
harpoeneerden