harmoniek

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  harmoniek    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• har·mo·niek

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van harmonie

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	harmoniek	harmonieken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de harmoniek v

1. (leer van de) verbinding der akkoorden e.d. in de muziek

   ▸ Hoe diep die muziek in Kettings ziel zit, blijkt uit zijn Vierde symfonie, bijna vijftig jaar later gecomponeerd, waarin hij rond de tiende minuut een sfeer schept die onmiddellijk de gedachten doet uitgaan naar de zelfmoordscène uit Bergs opera Wozzeck. Zelfde harmoniek, zelfde hoge, nachtmerrieachtige strijkers, zelfde dalende viertoonsmotief.

   ▸ Bonefaas begon zijn werk in de lijn van Feike Asma, en ontwikkelde later een meer impressionistische stijl, zegt Gerben Mourik, een van de initiatiefnemers. „Ik heb een voorkeur voor die latere werken. Wat erin opvalt is zijn harmoniek en zoeken naar een eigen klankkleur.

Synoniemen

• harmonieleer

Gangbaarheid

• Het woord harmoniek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "harmoniek" herkend door:

53 %	van de Nederlanders;
70 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.