halfgesloten

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • half·ge·slo·ten
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen halfgesloten
verbogen
partitief halfgeslotens

Bijvoeglijk naamwoord

halfgesloten [1]

  1. niet helemaal geopend
     Wenkbrauw fronsend en met halfgesloten ogen deed ik het licht aan om op zoek te gaan naar wat mij wakker maakte.[2]
     Op de ezel in zijn atelier stonden nog twee afgeronde schilderijen: Halfgesloten ooglid en Liggende man met engel, hij werkte aan deze werken tot kort voor zijn dood. De schilderijen zijn toegevoegd aan de hommage in het Boijmans Van Beuningen.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Peter uit het Broek
    “Ik weet het ook niet, en dat is zo slecht nog niet” (10-07-2017), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    Nico Hofstra
    “Hoe kunstenaar Co Westerik de dood zag naderen” (11/02/2019), HP de Tijd