Naar inhoud springen

halaliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·la·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
halaliseren

halaliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halaliseren
    • Ik halaliseer. 
  2. gebiedende wijs van halaliseren
    • Halaliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halaliseren
    • Halaliseer je? 

Gangbaarheid