haarkloof

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • haar·kloof

Werkwoord

vervoeging van
haarkloven

haarkloof

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van haarkloven
    • Ik haarkloof. 
  2. gebiedende wijs van haarkloven
    • Haarkloof! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van haarkloven
    • Haarkloof je?