guillocheerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • guil·lo·cheer·de

Werkwoord

vervoeging van
guillocheren

guillocheerde

  1. enkelvoud verleden tijd van guillocheren
    • Ik guillocheerde. 
    • Jij guillocheerde. 
    • Hij, zij, het guillocheerde.