grommelde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- grom·mel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
grommelen |
grommelde
- enkelvoud verleden tijd van grommelen
- Ik grommelde.
- Jij grommelde.
- Hij, zij, het grommelde.
- Ik grommelde.
vervoeging van |
---|
grommelen |
grommelde