grammaticus
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: grammaticus (hulp, bestand)
- IPA: / ɣrɑˈmatikʏs / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- gram·ma·ti·cus
Woordherkomst en -opbouw
- van Latijn grammaticus [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grammaticus | grammatici |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de grammaticus m
- iemand die de spraakkunst bestudeert, iemand die schrijft over de wetmatigheden waarmee de uitingen in een taal worden gevormd
- ▸ Mijn proefschrift uit 1990 ging onder andere over Apollonius Dyscolus, mijn ‘oude vriend’, een grammaticus uit de tweede eeuw die als eerste op basis van wetenschappelijke principes taal heeft beschreven.[2]
Gangbaarheid
- Het woord grammaticus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Theo Toebosch“De echte lessen van de Oudheid” (21 augustus 2010) op nrc.nl