goeddochten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: goeddochten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- goed·doch·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
goeddunken |
goeddochten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van goeddunken
- ...dat wij goeddochten.
- ...dat jullie goeddochten.
- ...dat zij goeddochten.
- ...dat wij goeddochten.