goedachtten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goed·acht·ten

Werkwoord

vervoeging van
goedachten

goedachtten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van goedachten
    • ...dat wij goedachtten. 
    • ...dat jullie goedachtten. 
    • ...dat zij goedachtten.