gelukwenst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·luk·wenst

Werkwoord

vervoeging van
gelukwensen

gelukwenst

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelukwensen
    • ... dat jij gelukwenst. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelukwensen
    • ... dat hij gelukwenst.