gelijkspeelden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·lijk·speel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gelijkspelen |
gelijkspeelden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van gelijkspelen
- ...dat wij gelijkspeelden.
- ...dat jullie gelijkspeelden.
- ...dat zij gelijkspeelden.
- ...dat wij gelijkspeelden.