geinen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gei·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

geinen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
geinen
geinde
gegeind
zwak -d volledig
  1. plezier maken, lol trappen
     De foto en het verhaal vindt de woordvoerster "aardig", maar ze wil er niet te veel over geinen. "Ik hoor net dat er doden zijn gevallen. De storm is gaan liggen en alles moet worden opgeruimd. We gaan weer verder."[2]
     Hij is druk, ik ben rustig. We vullen elkaar goed aan en kunnen zo een uur over serieuze zaken praten. Maar we kunnen ook alleen maar geinen.[3]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 geinen op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron
    Merlijn Ensing en Paulus Houthuijs
    “Waarom vandáág bladblazen?! De antwoorden bij de bizarre stormbeelden” (19-01-2018), NOS
  3. Bronlink Weblink bron “Van Gerwen scherp en openhartig vlak voor WK darts: 'Kom uit diepste dip ooit'” (MA 14 DECEMBER 2020), NOS