gehobbel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·hob·bel
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van hobbelen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gehobbel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het gehobbel o
- het zich oncomfortabel op- en neergaand voortbewegen op een oneffen weg
- Na eindeloos gehobbel kwamen we aan bij de rand van de stad. Onze redders wilden van geen betaling weten, weigerden ook geld te accepteren om nieuwe dieselolie te kopen. 'We hebben u geholpen', luidde simpelweg het antwoord, waaruit bleek dat eeuwen van beschaving de eeuwen van uitbuiting glansrijk hadden overwonnen. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'gehobbel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gehobbel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Reinoud Roscam Abbing 30 september 1995
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be