gegraai

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·graai
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gegraai
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gegraaio

  1. het aanhoudend grijpen, verzamelen, pakken, roven en graaien
    • Ruttes voorgangers Wim Kok (PvdA) en Jan Peter Balkenende (CDA) hekelden als minister-president het gegraai door de top van het bedrijfsleven. Beiden traden na hun vertrek uit het Torentje toe aan als toezichthouders bij ING. In die hoedanigheid keurden ze de salarisexplosie bij de Raad van Bestuur van de bank goed. Maar op die plek zal Rutte nooit terechtkomen, bezweert hij. „Het lijkt me verschrikkelijk.”[1] 
    • Op Social Media voer ik vaak (verhitte debatjes. Van de jokkende Sylvana tot aan de Metoo-hype. Van de vraag of we wel of geen asielzoekers moeten toelaten tot aan mijn stellingname dat het gegraai aan de onderkant van de samenleving groter is dan aan de bovenkant.[2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. de Telegraaf 09 mrt. 2018
  2. de Telegraaf JERRY HELMERS 16 jan. 2018
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be