gedrum
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·drum
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van drummen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gedrum | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het gedrum o
- aanhoudend lawaai maken als bij trommelen
- Onder luid gedrum en gezang weten ze Luna keer op keer weg te lokken van het schip van zijn belagers. Het is voorpaginanieuws in alle Canadese kranten. De vangstpogingen worden na twee dagen stopgezet.[1]
- aanhoudend aandringen, 'op de trom slaan'
- Bij nationale selecties voor wereldkampioenschappen ontstaat altijd gedrum van sponsors en politiek. Belgische selecties laten zich daarom vaak kennen aan verdeeldheid en struikroverspraktijken. Het is altijd een beetje hommeles.[2]
Gangbaarheid
- Het woord gedrum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gedrum" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ NRC Jet Bakels 2 september 2004 Wat wil de walvis
- ↑ NRC Hugo Camps 30 januari 2016 Superieur
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be