garve

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gar·ve
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schoof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1170 [1]
  • sinds 1170 [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord garve garven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de garvev / m [3]

  1. een bos samengebonden graanhalmen, 6-8 garven vormen 1 schoof
  2. pacht die men betaalt in de vorm van een hoeveelheid garven (met name in de Achterhoek)
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • op de garve bouwen
landbouw bedrijven op gepachte grond

Gangbaarheid

31 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen