frotteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • frot·teer

Werkwoord

vervoeging van
frotteren

frotteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frotteren
    • Ik frotteer. 
  2. gebiedende wijs van frotteren
    • Frotteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frotteren
    • Frotteer je?