fotografeerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fo·to·gra·feer·den

Werkwoord

vervoeging van
fotograferen

fotografeerden

  1. meervoud verleden tijd van fotograferen
    • Wij fotografeerden. 
    • Jullie fotografeerden. 
    • Zij fotografeerden.