foon
Nederlands
Niet te verwarren met: -foon |
Uitspraak
Woordafbreking
- foon
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘eenheid van geluid’ voor het eerst aangetroffen in 1939 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | foon | fonen foons |
verkleinwoord | foontje | foontjes |
Zelfstandig naamwoord
foon
- (taalkunde) klanksegment, eenheid van geluid
Verwante begrippen
Vertalingen
Verwijzingen
Gangbaarheid
- Het woord 'foon' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.