foerageerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • foe·ra·geer·de

Werkwoord

vervoeging van
foerageren

foerageerde

  1. enkelvoud verleden tijd van foerageren
    • Ik foerageerde. 
    • Jij foerageerde. 
    • Hij, zij, het foerageerde.