foerageer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • foe·ra·geer

Werkwoord

vervoeging van
foerageren

foerageer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foerageren
    • Ik foerageer. 
  2. gebiedende wijs van foerageren
    • Foerageer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foerageren
    • Foerageer je?