flexibiliseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flexi·bi·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
flexibiliseren

flexibiliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van flexibiliseren
    • Ik flexibiliseerde. 
    • Jij flexibiliseerde. 
    • Hij, zij, het flexibiliseerde.