flanste aaneen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flans·te aan·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aaneenflansen

flanste aaneen

  1. enkelvoud verleden tijd van aaneenflansen
    • Ik flanste aaneen. 
    • Jij flanste aaneen. 
    • Hij, zij, het flanste aaneen. 


Gangbaarheid