flanste aaneen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- flans·te aan·een
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aaneenflansen |
flanste aaneen
- enkelvoud verleden tijd van aaneenflansen
- Ik flanste aaneen.
- Jij flanste aaneen.
- Hij, zij, het flanste aaneen.
- Ik flanste aaneen.
Gangbaarheid
- Het woord flanste aaneen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.