fietskampeerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiets·kam·peer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fietskamperen |
fietskampeerden
- meervoud verleden tijd van fietskamperen
- Wij fietskampeerden.
- Jullie fietskampeerden.
- Zij fietskampeerden.
- Wij fietskampeerden.