faser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fa·ser
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Engelse phaser
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | faser | fasers |
verkleinwoord | fasertje | fasertjes |
Zelfstandig naamwoord
- een fictief energiestraalwapen
- Het personage schoot met de faser de aanvaller neer.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.