fangen an

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
  • IPA: / ˌfaŋən ˈan /
Woordafbreking
  • fan·gen an

Werkwoord

fangen an

  1. (hoofdzin) eerste persoon meervoud aantonende wijs tegenwoordige tijd van anfangen
  2. (hoofdzin) derde persoon meervoud aantonende wijs tegenwoordige tijd van anfangen
  3. (hoofdzin) eerste persoon meervoud aanvoegende wijs I tegenwoordige tijd van anfangen
  4. (hoofdzin) derde persoon meervoud aanvoegende wijs I tegenwoordige tijd van anfangen