factoring

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fac·to·ring
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘het verzorgen van de inning door een financiële instelling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1974 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord factoring -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de factoringv / m

  1. het overdragen van de facturatie en het debiteurenrisico van een bedrijf aan een daarin gespecialiseerd bedrijf dat daarvoor een vergoeding ontvangt
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen