fálládet

Uit WikiWoordenboek

Noordelijk Sami

Uitspraak
Woordafbreking
  • fá·lá·det

Zelfstandig naamwoord

fálládet

  1. bezittelijke vorm voor de derde persoon tweevoud ("hun beider") bij accusatief enkelvoud van fális

fálládet

  1. bezittelijke vorm voor de derde persoon tweevoud ("hun beider") bij genitief enkelvoud van fális