extraheer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ex·tra·heer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
extraheren |
extraheer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van extraheren
- Ik extraheer.
- gebiedende wijs van extraheren
- Extraheer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van extraheren
- Extraheer je?