extirpeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·tir·peer

Werkwoord

vervoeging van
extirperen

extirpeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van extirperen
    • Ik extirpeer. 
  2. gebiedende wijs van extirperen
    • Extirpeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van extirperen
    • Extirpeer je?