expresseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ex·pres·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
expresseren |
expresseerde
- enkelvoud verleden tijd van expresseren
- Ik expresseerde.
- Jij expresseerde.
- Hij, zij, het expresseerde.
- Ik expresseerde.
vervoeging van |
---|
expresseren |
expresseerde