exporteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ex·por·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
exporteren |
exporteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exporteren
- Ik exporteer.
- gebiedende wijs van exporteren
- Exporteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exporteren
- Exporteer je?