explodeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·plo·deer

Werkwoord

vervoeging van
exploderen

explodeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exploderen
    • Ik explodeer. 
  2. gebiedende wijs van exploderen
    • Explodeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exploderen
    • Explodeer je?