exonereer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • exo·ne·reer

Werkwoord

vervoeging van
exonereren

exonereer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exonereren
    • Ik exonereer. 
  2. gebiedende wijs van exonereren
    • Exonereer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exonereren
    • Exonereer je? 

Gangbaarheid