exhorteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·hor·teer

Werkwoord

vervoeging van
exhorteren

exhorteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exhorteren
    • Ik exhorteer. 
  2. gebiedende wijs van exhorteren
    • Exhorteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exhorteren
    • Exhorteer je?