excuses

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·cu·ses

Zelfstandig naamwoord

de excusesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord excuus

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
excusar

excuses

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusar
vervoeging van
excusarse

excuses

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusarse
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusarse