etiketteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: etiketteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- eti·ket·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
etiketteren |
etiketteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van etiketteren
- Ik etiketteer.
- gebiedende wijs van etiketteren
- Etiketteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van etiketteren
- Etiketteer je?