enumereerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- enu·me·reer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
enumereren |
enumereerden
- meervoud verleden tijd van enumereren
- Wij enumereerden.
- Jullie enumereerden.
- Zij enumereerden.
- Wij enumereerden.
vervoeging van |
---|
enumereren |
enumereerden