emblandecer
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- em·blan·de·cer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
emblandecer |
emblandecía |
emblandecido |
volledig |
Werkwoord
emblandecer
- overgankelijk verzachten, zacht maken, week maken
Synoniemen
- [1] ablandar, ablandecer, reblandecer
Verwijzingen
- emblandecer in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española