emancipeer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: emancipeer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- eman·ci·peer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
emanciperen |
emancipeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emanciperen
- Ik emancipeer.
- gebiedende wijs van emanciperen
- Emancipeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emanciperen
- Emancipeer je?