e-health
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- e-health
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | e-health | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) internettoepassing die men gebruikt in de medische zorg
- ▸ Daar is Niels Chavannes, hoogleraar e-health van het Leids Universitair Medisch Centrum, het mee eens. "De app werd eerst gepresenteerd als een wondermiddel. Dat is natuurlijk niet waar. Maar alle beetjes helpen."[1]
- ▸ Oud-psycholoog Frits Bosch schrijft in zijn boek 'Help, de psycholoog verzuipt!' kritisch over digitale toepassingen in de GGZ. "Ik ben niet tegen beeldbellen. E-health wordt een van de werktuigen van een psycholoog. Maar het is geen vervanger van het persoonlijke contact."[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord e-health staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Kan de corona-app helpen? Deze deskundigen denken van wel” (06-10-2020), NOS
- ↑ Weblink bron “'Ik luister nu vaker naar de anorexia dan naar de gezonde ik'” (13-05-2020), NOS