druilde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- druil·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
druilen |
druilde
- enkelvoud verleden tijd van druilen
- Ik druilde.
- Jij druilde.
- Hij, zij, het druilde.
- Ik druilde.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
druilen |
druilde
- onpersoonlijke verleden tijd van druilen
- Het druilde buiten.