dromde samen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- drom·de sa·men
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samendrommen |
dromde samen
- enkelvoud verleden tijd van samendrommen
- Ik dromde samen.
- Jij dromde samen.
- Hij, zij, het dromde samen.
- Ik dromde samen.
vervoeging van |
---|
samendrommen |
dromde samen