dopelinge
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- do·pe·lin·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dopelinge | dopelinges |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de dopelinge v
- (religie) vrouw of meisje dat gedoopt gaat worden of pas gedoopt is
- ▸ Leonore, de dochter van prins Constantijn en prinses Laurentien, wordt zondag gedoopt in Apeldoorn, zo heeft de RVD maandag laten weten. Tante prinses Màxima is één van de peetouders van de op 3 juni in Den Haag geboren dopelinge.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'dopelinge' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dopelinge" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Gravin Leonore wordt zondag gedoopt” (02-10-2006), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be