doorfietst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·fietst

Werkwoord

vervoeging van
doorfietsen

doorfietst

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorfietsen
    • ... dat jij doorfietst. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorfietsen
    • ... dat hij doorfietst. 

Gangbaarheid