doorbijt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- door·bijt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
doorbijten |
doorbijt
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorbijten
- ... dat ik doorbijt.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorbijten
- ... dat jij doorbijt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorbijten
- ... dat hij doorbijt.